De achtergrond van de zaak
Industrial Quesera Cuquerella SL (“IQC”), gevestigd in La Mancha, Spanje, brengt kazen op de markt met etiketten waarop de vermelding “Quesos Rocinante” (“Rocinante-kaas”) en een afbeelding van een ridder op een knokig paard tegen een landschap met windmolens en schapen zijn aangebracht. Deze illustratie en het woord “Rocinante” verwijzen naar de beroemde roman Don Quichot de La Mancha van Miguel de Cervantès (“Rocinante” is de naam van het paard van Don Quichot).
De Stichting Queso Manchego is verantwoordelijk voor het beheer en de bescherming van de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) “queso manchego”, die betrekking heeft op kazen die in de regio La Mancha van schapenmelk zijn gemaakt overeenkomstig de vereisten van het productdossier van die BOB. De door IQC op de markt gebrachte kazen vielen niet onder die BOB.
De Queso Manchego Foundation heeft IQC voor de Spaanse rechter gedaagd met het verzoek vast te stellen dat het gebruik van de afbeeldingen en de vermelding “Quesos Rocinante” een inbreuk op de BOB vormt, aangezien deze afbeeldingen en vermeldingen een onrechtmatige suggestie van deze BOB vormen in de zin van artikel 13, lid 1, sub b, van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
Het beroep is in eerste aanleg en in hoger beroep verworpen op grond dat het gebruik van voor La Mancha typische afbeeldingen de consument zou doen denken aan de regio La Mancha, maar niet noodzakelijk aan de kaas met de BOB “queso manchego”. In de verdere hogere voorziening tegen deze beslissing stelde het Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje) prejudiciële vragen over de uitlegging van artikel 13, lid 1, onder b), van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, door te vragen of een BOB kan worden opgeroepen door het gebruik van figuratieve tekens, of een BOB ook kan worden ingeroepen tegen een producent die is gevestigd in de regio die met de BOB is geassocieerd en of het voldoende is dat de BOB wordt opgeroepen in de gedachten van de consumenten van de lidstaat waarmee de BOB geografisch is geassocieerd.
Het oordeel
In antwoord op de eerste vraag overweegt het Hof dat uit de bewoordingen van artikel 13, lid 1, sub b, van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen blijkt dat geregistreerde benamingen moeten worden beschermd tegen “elke” suggestie, dus niet alleen tegen woorden, maar ook tegen figuratieve tekens die bij de consument producten waarvan de benaming wordt beschermd, in gedachten kunnen oproepen. Het Hof herinnert verder aan zijn arrest in de zaak Scotch Whisky Association (C-44/17), waarin het oordeelde dat om te bepalen of er sprake is van een “evocatie” in de zin van artikel 16, sub b, van de verordening inzake gedistilleerde dranken. Het beslissende criterium [is] of, wanneer de consument wordt geconfronteerd met een betwiste benaming, het beeld dat bij hem opkomt, dat is van het product waarvan de geografische aanduiding wordt beschermd (punt 20).
Het Hof oordeelt derhalve dat “in beginsel kan niet worden uitgesloten dat beeldtekens bij de consument als referentiebeeld direct de producten met een geregistreerde benaming voor de geest kunnen roepen omdat zij conceptueel een dergelijke benaming benaderen” (punt 22). Het Hof oordeelt dat een contextuele uitlegging dit ook bevestigt en ook het doel van de verordening waarborgt, namelijk dat de consument over duidelijke, beknopte en geloofwaardige informatie beschikt over de herkomst van de waar.
Het antwoord van het Hof op de eerste vraag luidt dan ook dat artikel 13, lid 1, onder b), van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen aldus moet worden uitgelegd dat een geregistreerde naam kan worden opgeroepen door het gebruik van figuratieve tekens.
Vervolgens gaat het Hof in op de vraag of artikel 13, lid 1, onder b), van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen kan worden ingeroepen tegen een producent die is gevestigd in het gebied dat met de BOB is geassocieerd, maar wiens soortgelijke of vergelijkbare producten daar niet onder vallen. Het Hof oordeelt dat dit mogelijk is, aangezien de uitsluiting van een dergelijke producent van de werkingssfeer van deze bepaling “tot gevolg zou hebben dat een producent beeldtekens mag gebruiken die een voorstelling van het geografische gebied oproepen waarvan de naam deel uitmaakt van een oorsprongsbenaming die een product dekt dat identiek is aan of vergelijkbaar is met dat van die producent, en dat hij daardoor ten onrechte van de reputatie van die benaming kan profiteren.” (punt 35).
Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of het gebruik door een producent van beeldtekens die doen denken aan het geografische gebied waarvan de naam deel uitmaakt van een BOB, een suggestie van een geregistreerde benaming vormt, merkt het Hof op dat de nationale rechter “dient in hoofdzaak uit te gaan van de vermoedelijke reactie van de consument, waarbij de vraag centraal staat of de consument een verband legt tussen de litigieuze elementen, in casu beeldtekens die een voorstelling van het geografische gebied oproepen waarvan de naam deel uitmaakt van een oorsprongsbenaming, en de geregistreerde benaming” (punt 38). Dienaangaande moet de nationale rechter beoordelen of het verband tussen de beeldtekens en de ingeschreven benaming “voldoende rechtstreeks en duidelijk” is, zodat de consument die met de beeldtekens wordt geconfronteerd, “hoofdzakelijk die benamning voor de geest zal roepen” (punt 39). Het Hof oordeelt dat dit in casu betekent dat de verwijzende rechter zich ervan moet vergewissen dat de beeldtekens, bestaande uit afbeeldingen van een personage dat lijkt op Don Quichot de La Mancha, een knokig paard en landschappen met windmolens en schapen, begripsmatig verwantschap kunnen scheppen met de BOB “queso manchego”, zodat het beeld dat bij de consument direct wordt opgeroepen, dat van de door deze BOB beschermde waar is.
In antwoord op de derde vraag oordeelt het Hof dat het voldoende is dat de relevante woord- en beeldelementen de geregistreerde benaming in gedachten oproepen bij “bij de consumenten van die lidstaat het beeld voor de geest kunnen roepen van een geregistreerde benaming, die, indien dat het geval is, dient te worden beschermd”, in dit geval Spanje (punten 49 en 50). Het Hof voegt daaraan toe dat, als dat het geval is, de geregistreerde naam moet worden beschermd tegen vervallenverklaring ongeacht waar deze zich op het gehele grondgebied van de Unie voordoet (punt 49).