De achtergrond van de zaak
Brompton brengt een vouwfiets op de markt met de bijzondere eigenschap van drie verschillende posities: een opgevouwen positie, een uitgevouwen positie en een stand-by positie waardoor de fiets in balans blijft op de grond. De Brompton fiets wordt in zijn huidige vorm verkocht sinds 1987 en werd beschermd door een patent dat nu verlopen is. Anderzijds brengt Get2Get de Chedech-fiets op de markt die visueel sterk lijkt op de Brompton-fiets en die ook in dezelfde drie standen kan worden opgevouwen.
Brompton spande een rechtszaak aan bij de verwijzende rechtbank, de ondernemingsrechtbank van Luik, om een uitspraak te verkrijgen dat de Chedech-fietsen inbreuk maken op het auteursrecht van Brompton. Get2Get voert als verweer aan dat het uiterlijk van de Chedech-fiets wordt bepaald door de technische oplossing die wordt gezocht, namelijk dat de fiets in drie verschillende standen kan worden gevouwen.
De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of de artikelen 2 tot en met 5 van Richtlijn 2001/29Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, aldus moeten worden uitgelegd dat de daarin voorziene auteursrechtelijke bescherming geldt voor een product waarvan de vorm ten minste gedeeltelijk noodzakelijk is om een technisch resultaat te verkrijgen.
Het oordeel
Bij het onderzoek van de prejudiciële vragen herhaalt het Hof eerst zijn eerdere vaststellingen in onder meer zaak C-683/17 (Cofemel) over de vereisten van de eigen intellectuele schepping van de auteur en de uitdrukking van die schepping (punten 22 tot en met 25). Het Hof concludeert vervolgens dat “een voorwerp dat aan de voorwaarde van oorspronkelijkheid voldoet, voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kan komen, ook al wordt de verwezenlijking ervan door technische overwegingen bepaald, op voorwaarde dat een dergelijke bepaling de auteur niet heeft belet zijn persoonlijkheid in dat voorwerp tot uitdrukking te brengen door vrije en creatieve keuzen tot uiting te brengen” (punt 26).
Het Hof merkt echter op dat “aan het criterium van oorspronkelijkheid niet kan worden voldaan door onderdelen van een voorwerp die uitsluitend door hun technische functie worden gekenmerkt”. Gelet op het feit dat ideeën als zodanig niet auteursrechtelijk kunnen worden beschermd, oordeelt het Hof dat “Wanneer de uitdrukking van die onderdelen door hun technische functie wordt bepaald, zijn de verschillende manieren om een idee uit te voeren zodanig beperkt dat het idee samenvalt met de uitdrukking ervan” (punt 27).
Bij de behandeling van het onderwerp in de bij de verwijzende rechter aanhangige zaak overweegt het Hof dat “of het betrokken product onder de auteursrechtelijke bescherming valt, moet de nationale rechter dus nagaan of de auteur van het product door deze keuze van de verschijningsvorm ervan zijn creatieve vermogen op originele wijze tot uitdrukking heeft gebracht door vrije en creatieve keuzen te maken en het product zodanig heeft vormgegeven dat het zijn persoonlijkheid weerspiegelt” (punt 34).
In deze context merkt het Hof op dat “in dit verband, en gezien het feit dat alleen de oorspronkelijkheid van het betrokken product moet worden beoordeeld, wijst het bestaan van andere mogelijke verschijningsvormen waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt, weliswaar erop dat er keuzemogelijkheden zijn, doch dit is niet doorslaggevend voor de beoordeling van de factoren die de keuze van de maker hebben beïnvloed” (punt 35).
Het bestaan van een eerder octrooi en de doeltreffendheid van de verschijningsvorm om hetzelfde technische resultaat te bereiken, moeten slechts in aanmerking worden genomen “voor zover deze elementen het mogelijk maken te achterhalen met welke overwegingen bij de keuze van de verschijningsvorm van het betrokken product rekening is gehouden” (punt 36).