De achtergrond van de zaak
De onderneming waarvan Orange Polska de rechtsopvolgster is, heeft met consumenten overeenkomsten gesloten voor de levering van telecommunicatiediensten door middel van verkoop op afstand via haar webshop of per telefoon (televerkoop). De overeenkomsten werden op zodanige wijze gesloten dat de consumenten, nadat zij de diensten via de webshop of telefonisch hadden besteld, de overeenkomst van een koerier ontvingen en werden verzocht deze in aanwezigheid van de koerier te ondertekenen. Consumenten werden ervan op de hoogte gesteld dat als zij het contract niet in aanwezigheid van de koerier ondertekenden, zij een fysiek verkooppunt moesten bezoeken of online of telefonisch opnieuw moesten bestellen.
De voorzitter van het Poolse bureau voor mededinging en consumentenbescherming was van mening dat deze praktijk een oneerlijke handelspraktijk vormde, maar die beslissing werd vernietigd door de Okręgowy w Warszawie (regionale rechtbank, Warschau). Nadat het beroep tegen die uitspraak was verworpen, ging de voorzitter in beroep bij het Sąd Najwyższy (Hooggerechtshof, Polen), dat de zaak voor een prejudiciële beslissing naar het Hof van Justitie verwees. De vragen hadden betrekking op de uitlegging van de artikelen 8 en 9 van de Richtlijn Oneerlijke HandelspraktijkenRichtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, die handelen over “agressieve handelspraktijken”. De verwijzende rechter vroeg zich met name af of een praktijk waarbij de consument wordt verzocht een overeenkomst in aanwezigheid van een koerier te ondertekenen, onder alle omstandigheden een agressieve handelspraktijk vormt, en zo niet, onder welke omstandigheden een dergelijke praktijk als agressief moet worden beschouwd.
Het oordeel
Het Hof wijst erop dat bijlage I van de Richtlijn Oneerlijke HandelspraktijkenRichtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt een volledige en uitputtende lijst is van de praktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk moeten worden beschouwd, zonder dat deze per geval moeten worden beoordeeld. Aangezien de praktijk in kwestie daarin niet is opgenomen, oordeelt het Hof dat deze niet onder alle omstandigheden als een agressieve handelspraktijk kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de verwijzende rechter een “feitelijke en zaakspecifieke beoordeling van de kenmerken” van de praktijk in kwestie moet uitvoeren, in het licht van de criteria van de artikelen 8 en 9 van de Richtlijn Oneerlijke HandelspraktijkenRichtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (punt 31).
Volgens deze bepalingen moet een handelspraktijk als agressief worden beschouwd wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van “intimidatie”, “dwang” of “ongepaste beïnvloeding”. Aangezien de vragen van de verwijzende rechter enkel betrekking hebben op “ongepaste beïnvloeding”, beperkt het Hof zijn overwegingen tot de uitlegging van dat begrip. Volgens artikel 2, sub j, van de richtlijn omvat het begrip ongepaste beïnvloeding “het uitbuiten van een machtspositie ten opzichte van de consument om, zelfs zonder gebruik van of dreiging met gebruik van fysieke kracht, pressie uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt”. Het EHJ verduidelijkt dat “het uitbuiten van een machtspositie ten aanzien van de consument om, zelfs zonder gebruik van of dreiging met fysiek geweld, pressie uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt.” (punt 33). Onder verwijzing naar het arrest Tre en Vodafone Italia (C-54/17 en C-55/17) vervolgt het Hof dat hieruit volgt dat de consument een vrije keuze moet hebben kunnen maken, hetgeen met name veronderstelt dat de door de handelaar aan de consument verstrekte informatie duidelijk en toereikend is.
Bij de toepassing van deze beginselen neemt het Hof in aanmerking dat de consumenten in casu toegang hadden tot de standaardovereenkomsten via de website van de handelaar of, in het geval van televerkoop, deze informatie konden verkrijgen tijdens het telefoongesprek met de telefonist(e) van de handelaar. Het Hof oordeelt dan ook dat “de consument, indien hij vóór het bezoek van de koerier de mogelijkheid heeft gehad op de website van de handelaar kennis te nemen van de inhoud van de beschikbare modelovereenkomsten, zijn overeenkomst vrij heeft kunnen kiezen” (punt 40). Het Hof oordeelt dat in deze omstandigheden een praktijk waarbij de consument wordt verplicht de definitieve beslissing over de transactie te nemen in aanwezigheid van een koerier zonder dat hem vooraf individueel alle standaardovereenkomsten zijn toegezonden, bijvoorbeeld per e-mail of aan zijn huisadres, niet als een agressieve praktijk kan worden beschouwd.
Het Hof voegt daaraan toe dat het aan de verwijzende rechter staat om na te gaan of de consument wel degelijk in staat was om een geïnformeerd besluit te nemen en de inhoud van de verschillende standaardovereenkomsten vóór het bezoek van de koerier had kunnen raadplegen, hetzij aan de hand van de op de website van de handelaar beschikbare informatie, hetzij op enige andere wijze. In dit verband merkt het Hof op dat “de kwaliteit van de informatie die een bepaalde consument in de loop van een telefoongesprek verkrijgt, kan worden gelijkgesteld met die van de op de website beschikbare informatie. Bijgevolg dient erop te worden toegezien dat de informatie waarover consumenten die van dat verkoopkanaal gebruikmaken, hebben kunnen beschikken, hun keuzevrijheid waarborgt” (punt 42). Bovendien merkt het Hof op dat het enkele feit dat de consument niet daadwerkelijk toegang tot die informatie heeft gehad, op zich nog steeds niet voldoende is om de praktijk als een agressieve praktijk aan te merken, aangezien “nog steeds moet worden vastgesteld welk gedrag van de handelaar als ongepaste beïnvloeding kan worden beschouwd” (punt 43).
Kortom, een praktijk waarbij van consumenten wordt verlangd dat zij een overeenkomst sluiten en ondertekenen in aanwezigheid van een koerier is op zich geen agressieve praktijk in omstandigheden waarin consumenten de mogelijkheid hadden om de inhoud van de overeenkomst van tevoren in te zien. Het Hof benadrukt echter dat “Indien de handelaar of zijn koerier in het kader van de procedure voor de sluiting of de wijziging van de betrokken overeenkomsten daarnaast evenwel bepaalde praktijken toepast die erop gericht zijn de keuze van de consument te beperken” ertoe kunnen leiden dat de handelspraktijk toch als agressief wordt beschouwd, namelijk wanneer deze tot doel heeft de keuzevrijheid van de consument te beperken en tot gevolg heeft dat “op de consument een dusdanige pressie wordt uitgeoefend dat zijn keuzevrijheid aanzienlijk wordt beperkt” (punt 46). Het Hof oordeelt dat dit het geval is wanneer de koerier aandringt op de noodzaak om de overeenkomst te ondertekenen, voor zover een dergelijke houding dat “consument zich ongemakkelijk voelt en op die manier zijn overwegingen over het te nemen commerciële besluit worden verstoord.” (punt 47). Bij wijze van voorbeeld verwijst het Hof naar een situatie waarin de consument wordt meegedeeld dat elke vertraging bij de ondertekening van de overeenkomst tot gevolg zou hebben dat de latere sluiting ervan slechts onder minder gunstige voorwaarden mogelijk zou zijn, of dat de consument het risico zou lopen contractuele boetes te moeten betalen.
Het Hof concludeert “In het licht van het voorgaande dient op de voorgelegde vraag te worden geantwoord dat artikel 2, onder j), en de artikelen 8 en 9 van richtlijn 2005/29 aldus dienen te worden uitgelegd dat het gebruik door een handelaar van een methode voor het sluiten of wijzigen van overeenkomsten betreffende het verrichten van telecommunicatiediensten, als aan de orde in het hoofdgeding, waarbij een consument het definitieve commerciële besluit over de transactie moet nemen in aanwezigheid van de koerier die de modelovereenkomst overhandigt zonder tijdens de aanwezigheid van de koerier vrij te hebben kunnen kennisnemen van de inhoud ervan, (1) niet onder alle omstandigheden als een agressieve handelspraktijk moet worden aangemerkt; (2) niet als een agressieve handelspraktijk door ongepaste beïnvloeding moet worden aangemerkt louter op grond dat de consument niet vooraf en individueel, bijvoorbeeld per e‑mail of op zijn woonadres, alle modelovereenkomsten heeft ontvangen, wanneer hij vóór het bezoek van de koerier zelf kennis heeft kunnen nemen van de inhoud ervan, en (3) als een agressieve handelspraktijk door ongepaste beïnvloeding moet worden aangemerkt met name wanneer de handelaar of zijn koerier zich oneerlijk gedraagt waardoor dusdanige pressie op de consument wordt uitgeoefend dat zijn keuzevrijheid aanzienlijk wordt beperkt, zoals gedragingen die van dien aard zijn dat die consument zich ongemakkelijk voelt of dat zijn overwegingen over het te nemen commerciële besluit worden verstoord.”. (punt 49)