Beschrijvend gebruik van een onderscheidend merk is geen normaal gebruik van dat merk

C-194/17 P

Pandalis v EUIPO

Merken: Normaal gebruik

31 Jan 2019

De achtergrond van de zaak

Deze zaak betreft een verzoek tot vervallenverklaring wegens gebrek aan normaal gebruik op grond van artikel 51, lid 1, sub a, van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk van een merkinschrijving voor het woordmerk CYSTUS dat is ingeschreven voor “voedingssupplementen voor niet-medische doeleinden”. Hoewel zowel het Gerecht als de nietigheidsafdeling en de eerste kamer van beroep leken te erkennen dat het woordmerk CYSTUS niet elk onderscheidend vermogen mist, oordeelden zij allen dat de merkhouder, de heer Pandalis, het merk louter als beschrijving had gebruikt om aan te geven dat de betrokken voedingssupplementen extracten van de plant “Cistys Incanus L.” bevatten. In dit verband werd het gebruik van het symbool ® in combinatie met het woordelement “cystus” en de schrijfwijze van dit woordelement met een “y” in plaats van een “i” onvoldoende geacht om te concluderen dat het was gebruikt als herkomstaanduiding.

In de procedure voor het Hof voerde de heer Pandalis, na eerst de kwalificatie door het Gerecht van de relevante waren als “voedingssupplementen voor medisch gebruik” te hebben betwist, in wezen aan dat de beoordeling van het Gerecht tegenstrijdig was, aangezien het enerzijds oordeelde dat het woordmerk zwak onderscheidend vermogen had, terwijl het anderzijds oordeelde dat het relevante publiek het zou opvatten als een beschrijvende aanduiding. Bovendien heeft het Gerecht, voor zover het heeft geoordeeld dat het woordelement “cystus” beschrijvend is, geoordeeld dat er sprake is van een absolute weigeringsgrond en zijn recht om te worden gehoord geschonden.

Het oordeel

Het Hof verwerpt het eerste middel van de hogere voorziening, gericht tegen de kwalificatie door het Gerecht van de door Pandalis op de markt gebrachte voedingssupplementen als voedingssupplementen voor medisch gebruik, aangezien dit louter de feitelijke beoordelingen van het Gerecht betwist. Het Hof stelt ook geen verdraaiing van de feiten vast, noch een schending van de motiveringsplicht. In dit verband herinnert het Hof eraan dat het vaste rechtspraak is dat de motiveringsplicht “niet verplicht dat het Gerecht een uiteenzetting moet geven die volledig en één voor één alle argumenten van de partijen in het geding volgt, en dat de motivering van het Gerecht dus impliciet kan zijn, mits de belanghebbenden de redenen kunnen kennen waarom het Gerecht hun argumenten heeft afgewezen en het Hof over voldoende elementen beschikt om zijn toezicht uit te oefenen” (punt 67).

Met betrekking tot het tweede middel oordeelt het Hof dat “van een merk een „normaal gebruik” wordt gemaakt wanneer het overeenkomstig zijn wezenlijke functie, te weten het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven” (punt 83) en dat deze voorwaarde “wanneer het aanbrengen van een merk op een waar niet ertoe bijdraagt dat voor deze waar een afzet wordt gevonden of dat deze waar in het belang van de consument wordt onderscheiden van de waren die van andere ondernemingen afkomstig zijn” (punt 85). Het Hof is van oordeel dat het Gerecht dit beginsel correct heeft toegepast. Hoewel het Gerecht erkende dat het element “cystus” een zeker, zij het zwak, onderscheidend vermogen had, betekent dit niet noodzakelijk dat de heer Pandalis het in feite gebruikte als herkomstaanduiding “aangezien een merk niet altijd wordt gebruikt overeenkomstig de wezenlijke functie ervan, die erin bestaat de identiteit van de herkomst van de waren of de diensten waarvoor het is ingeschreven te waarborgen.” (punt 91). Het Gerecht heeft dus terecht geconcludeerd dat er geen sprake was van normaal gebruik op basis van zijn feitelijke beoordeling dat de heer Pandalis “de term „cystus” als een beschrijving van het hoofdingrediënt van de betrokken waren gebruikt.” (punt 92).

Het Hof verwerpt ook het argument dat de heer Pandalis een eerlijk proces is ontzegd omdat de kamer van beroep een absolute weigeringsgrond had vastgesteld door te oordelen dat het beschrijvende karakter van het woordelement “cystus” niet werd beïnvloed door het verwisselen van “i” en “y”. Het Hof oordeelt dat, hoewel “deze verklaringen inderdaad tot verwarring zouden kunnen leiden”, ook uit de beslissing van de kamer van beroep blijkt dat zij zich heeft gebogen over de vraag of de heer Pandalis de term “cystus” louter als beschrijvende aanduiding had gebruikt, en niet over de vraag of de term “cystus” in het algemeen beschrijvend was. Wat betreft de bevinding van de kamer van beroep dat de toevoeging van het symbool “®” waarschijnlijk zou worden opgevat als een mededeling dat de heer Pandalis een merkrecht op een beschrijvende aanduiding had verworven, oordeelt het Hof dat dit niet neerkomt op een bevinding dat de term “cystus” in het algemeen een beschrijvende aanduiding is, “maar een uitlegging van wat rekwirant door het gebruik van het symbool „®” heeft meegedeeld.” (punt 108).

Neem contact met ons op.

info@acr.amsterdam