Het aanbieden van een dienst voor het opnemen van livestreams valt niet onder de uitzondering voor privékopieën en vormt geen mededeling van de aanbieder van de IPTV-dienst aan het publiek.

C-426/21

Ocilion IPTV Technologies GmbH t Seven.One Entertainment Group GmbH and Plus 4 TV GmbH & Co. KG

Auteursrecht: Beperkingen, Mededeling aan het publiek

13 Jul 2023

de achtergrond van de zaak

Ocilion IPTV Technologies GmbH (“Ocilion”) levert een internettelevisiedienst (“IPTV-dienst”) aan commerciële klanten zoals netwerkexploitanten, telefoonmaatschappijen en hotels (“de netwerkexploitanten”). De dienst wordt aangeboden als (i) een on-premise oplossing, waarbij Ocilion de benodigde hardware en software beschikbaar stelt aan deze netwerkexploitanten met technische ondersteuning, of (ii) als een cloud-hosting oplossing, die rechtstreeks door Ocilion wordt beheerd.

Seven.One Entertainment Group GmbH en Puls 4 TV GmbH & Co zijn televisieomroepen die de doorgifterechten hebben voor televisieprogramma's die via de IPTV-dienst beschikbaar worden gesteld (“Seven.One”).

Seven.One heeft een verzoek in kort geding ingediend om Ocilion te verbieden de inhoud van hun programma's aan haar klanten ter beschikking te stellen of deze programma's zonder hun toestemming door derden te laten reproduceren. Aangezien dit beroep in eerste aanleg werd toegewezen en in hoger beroep werd toegewezen, heeft Ocilion beroep ingesteld bij het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk), de verwijzende rechter. De verwijzende rechter vroeg het Hof in wezen of Ocilion zich kon beroepen op de uitzondering voor privégebruik krachtens artikel 5, lid 2, onder b), van Richtlijn 2001/29, en of haar oplossing op locatie een mededeling aan het publiek vormde krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2001/29.

het oordeel

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een dienst als die welke door Ocilion wordt aangeboden, onder de uitzondering voor het “kopiëren voor privé-gebruik” van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 kan vallen. Ocillion biedt als exploitant van de doorgifte van onlinetelevisie-uitzendingen aan commerciële klanten een dienst aan die het mogelijk maakt om, op basis van een cloud-hostingoplossing of op basis van een server die ter plaatse beschikbaar is gesteld, en op initiatief van de eindgebruikers van deze dienst, deze uitzendingen continu of eenmalig op te nemen, waarbij de kopie die is gemaakt door de eerste van deze gebruikers die een uitzending heeft geselecteerd, door Ocilion ter beschikking wordt gesteld van een onbepaald aantal gebruikers die dezelfde inhoud willen bekijken.

De lidstaten kunnen voorzien in uitzonderingen of beperkingen ten aanzien van reproducties op elke drager door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik en voor doeleinden die direct noch indirect commercieel zijn, op voorwaarde dat de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen.

Met betrekking tot de vraag of een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, een “reproductie” in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van deze richtlijn vormt, oordeelt het Hof dat dit begrip ruim moet worden uitgelegd. Meer in het bijzonder verwijst het Hof met betrekking tot de uitdrukking “reproducties op welke drager dan ook” naar zijn arresten in de zaken Austro-Mechana (C-433/20) en VCAST ( C-265/16), waarin wordt verduidelijkt dat deze uitdrukking betrekking heeft op het voor privédoeleinden opslaan van kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken op een server waarop de aanbieder van een cloud computing-dienst een gebruiker opslagruimte ter beschikking stelt, en dat het niet noodzakelijk is dat de betrokken natuurlijke personen over reproductieapparatuur, -apparaten of -dragers beschikken. Zij kunnen ook beschikken over kopieerdiensten die door een derde worden verleend.

In wezen gaat het om de vraag of de bevinding van de jurisprudentie VCAST (C-265/16) kan worden toegepast op een dienst zoals die door Ocilion wordt aangeboden. Kort gezegd biedt VCAST een B2C-dienst aan voor het op afstand opnemen van privékopieën door zich actief met de opname te bemoeien en zonder toestemming van de rechthebbende.

Ocilion biedt haar dienst aan in het kader van haar commerciële activiteit (B2B) en kan daarom niet worden beschouwd als het maken van een kopie die onder de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik valt (punt 37-39).

Ocilion beweert dat zijn IPTV-dienst beperkt is tot het aanbieden van een instrument waarmee eindgebruikers televisieprogramma's naar eigen goeddunken en uitsluitend voor privédoeleinden kunnen herhalen. Bovendien beweerde het bedrijf dat de gebruikte ontdubbelingstechniek de legitieme belangen van exclusieve rechthebbenden niet op oneerlijke wijze ondermijnt (punt 40).

Het HvJ verwierp het argument van Ocilion op meerdere fronten. Ten eerste stelt het Hof dat de door Ocilion aangeboden diensten worden gekenmerkt door hun dubbele functionaliteit: gelijktijdige doorgifte van IPTV-programma's en de opname ervan (punt 42). Ten tweede stelt het Hof dat de “litigieuze de-duplicatietechniek leidt tot het maken van een kopie die, verre van uitsluitend beschikbaar te zijn voor de eerste gebruiker, bedoeld is om via het door de dienstverlener aangeboden systeem toegankelijk te zijn voor een onbepaald aantal eindgebruikers, die op hun beurt klanten zijn van de netwerkexploitant waaraan deze dienstverlener deze techniek ter beschikking stelt” (punt 45).

De Ocilion-diensten, die een “onbepaald aantal ontvangers” voor commerciële doeleinden toegang verschaffen tot een reproductie van een beschermd werk, vallen derhalve niet onder de uitzondering voor het “kopiëren voor privé-gebruik” (punt 46) en dit kan niet worden ontkracht door de noodzaak om het beginsel van technologische neutraliteit in acht te nemen (punten 47 en 50).

Met betrekking tot de tweede vraag stelt het Hof dat Ocilion zelf geen eindgebruikers toegang verschaft tot beschermd werk. Ocilion voorziet netwerkexploitanten weliswaar van de daarvoor benodigde hard- en software, maar het zijn deze netwerkexploitanten die eindgebruikers toegang verlenen tot beschermde werken. (punt 63). Verder stelt het Hof dat Ocilion geen “onmisbare rol” speelt bij het verlenen van die toegang, zodat zij niet kan worden geacht een handeling van mededeling aan het publiek te hebben verricht. (punt 64).

Met betrekking tot de tweede vraag concludeert het Hof dan ook als volgt: “dat artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat de levering door een exploitant van doorgifte van onlinetelevisie-uitzendingen aan zijn commerciële afnemer van de noodzakelijke hardware en software, met inbegrip van technische bijstand, die deze afnemer in staat stelt zijn eigen klanten toe te staan onlinetelevisie-uitzendingen opnieuw af te spelen, geen “mededeling aan het publiek” in de zin van deze bepaling vormt, zelfs indien deze exploitant zich ervan bewust is dat zijn dienst kan worden gebruikt om zonder toestemming van de auteurs toegang te verkrijgen tot beschermde omroepinhoud" (punt 67).

Neem contact met ons op.

info@acr.amsterdam